EEN KLEIN LEVEN - Hanya Yanagihara (Nieuw Amsterdam, 2016, vertaald door Josephine Ruitenberg en Kitty Pouwels)
toen
ik uw Een klein leven begon te lezen,
op de bank, moest zelfs het stand-bylichtje van de televisie uit, want het
stoorde. Ik wilde alleen zijn met u en uw vier zonen. De dagen erna las ik
verder in de trein. Dat wat altijd in een ooghoek aanwezig is (uitzicht,
conducteur, medepassagiers) loste op, uw jongens stonden ervoor. Toen ik de
laatste honderdveertig pagina’s in bed las, draaide ik me soms af. Ik schoof
iets dieper onder de dekens. Ik legde nog een extra kussen onder mijn hoofd.
Maar ik las door, al liet ik uw boek regelmatig even op de dekens zakken, want
het was zwaar en het was waar. Ook was het opeens halfzes in de ochtend. Ik
maakte een foto van uw nu dichtgeslagen schrijn op mijn blauwe dekbed, las een
interview in The Guardian en schreef een citaat van u over in een tweet: ‘I
hope the book will move out of me, but at the moment it still has me in its
grip’.
Sinds
het uitlezen van uw boek denk ik aan Jude, Willem, JB en Malcolm, maar waar ik
eigenlijk over nadenk is: hoe wij familie zijn van onze vrienden, en zij
familie van ons. Ik denk aan de noodzaak van vriendelijkheid. Het boek deed me
inzien dat ik de aan depressiviteit lijdende jongen die ik ken echt niet heb
kunnen helpen, en tegelijkertijd dat ik waarschijnlijk te weinig voor hem heb
gedaan. Het heeft het voortschuiven van mijn leven een duwtje gegeven, waardoor
het ánders voortschuift, en daarmee is het een boek als De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren en Wat is de wat van Dave Eggers, die
beide, net als uw boek in elk geval, niet gezien kunnen worden als cool
fiction. Want zo omschreef u in een interview de huidige literaire trend: ‘a
bit distant, a bit ironic, a bit cold even’.
Dat
niet alleen de literatuur zo is, weet ik al sinds mijn dertiende. Toen ik die
ongeluksleeftijd had, ontdekte ik hoe giftig menselijke verhoudingen zijn
(schoolgangen vol rangorde, docenten die wisten hoe te vermorzelen). In de
jaren erna ontwikkelde ik uit diepe verwarring deze overtuiging: dat alles
chaos is, chaos, chaos, shitchaos, en dat we daarom maar één taak hebben:
luisteren, kijken, aardig zijn, ruimte geven, kortom redden wat er te redden
valt. Ondanks alle geweld en ellende in Een
klein leven heb ik uw boek gelezen als een pleidooi voor toewijding. Uw
boek begint en eindigt met een en dezelfde scène: de jongens staan op een
gebouw, hebben zichzelf buitengesloten en worden gered door Jude die zich van
grote hoogte, met gevaar voor eigen leven, op een wankele brandtrap laat
vallen. Daarmee doet hij iets bijna-buitenmenselijks: hij offert zich op voor
de anderen. Omdat hij geen andere keuze ziet. Maar Willem doet vervolgens ook
iets bijna-buitenmenselijks: hij springt Jude achterna. Omdat ook hij geen
andere keuze ziet.
Beste
Hanya Yanagihara, ik hou van schrijvers die niet wegkijken en eerlijk zijn over
dat wat niet meer goed zal komen. Maar meer nog van schrijvers die er
volharding en liefde tegenover zetten. En of dat dan uit wanhoop, noodzaak,
naïviteit of juist realiteitszin is – maakt dat uit? Dit is wat u ons via Jude
en Willem hebt laten zien: er zit simpelweg niks anders op.
Liefs,
Edward
(Deze brief werd
eerder gepubliceerd in De Standaard der Letteren.)
Pim: Na het lezen van
dit boek, geef ik een heel ander antwoord op de vraag ‘wat zijn jouw drie
lievelingsboeken?’ En dat is niet het enige dat veranderd is nu ik Een klein leven uit heb. Ik ben altijd
voorzichtig met de term ‘levensveranderend’, maar ik denk dat dat woord bij dit
boek op zijn plaats is. Het boek heeft mij in ieder geval nieuwe inzichten
opgeleverd, met name op het gebied van vriendschap. Het boek gaat daar dan ook
over. Het is eigenlijk een ode aan de vriendschap en aan het feit dat vrienden
je nieuwe familie kunnen zijn. Het verhaal concentreert zich daarbij rondom
Jude en zijn vrienden, vriendschappen die het boek zo ontzettend geweldig
maken. Vooral de vriendschap tussen Jude en Willem is heel bijzonder. Ik sluit
me dan ook bij Edward aan wat betreft Willem, dat hij wel een heel bijzonder
personage is. Zo’n vriend wil je hebben, zo’n vriend wil je zijn.
Helemaal mee eens. Auke Hulst schreef overigens een prachtige recensie over dit boek voor het NRC.
BeantwoordenVerwijderenKlopt! Die recensie was een van de redenen om het boek snel te gaan lezen.
Verwijderen