
Hoewel het in eerste instantie een beetje klinkt als een
cliché, een verliefde zomer, weet Melchior de liefde op zo’n manier te
omschrijven dat er van een cliché geen sprake meer is. Hij beschrijft het
namelijk op een hele natuurlijke manier die overtuigend en vooral ook echt
aanvoelt. De schrijver besteedt veel aandacht aan de talloze nuances en
overpeinzingen die bij een verliefdheid komen kijken. Herkenbare nuances en overpeinzingen.
De verliefdheid blijkt al gauw onmogelijk te zijn, al heeft
de lezer dat eerder door dan de hoofdpersoon. De hoofdpersoon blijft maar door mijmeren
over die geweldige jongen, iets dat op een gegeven moment bijna irritatie opwekt.
Op een gegeven moment betrapte ik mezelf op de geërgerde gedachte: ja, nou weten
we het wel. Maar wanneer ik terugdenk aan mijn eigen verliefdheden en vooral
ook de momenten waarop ik daarover aan mijn omgeving vertelde, kan het niet
anders dan dat ik ook vele ergernissen bij de toehoorders heb opgewekt. Dat Het hoofd op de buik mij soms irriteerde
is dus alleen maar een teken dat Melchior de verliefdheid op een zeer eerlijke
wijze heeft opgeschreven.
Edward: ‘Dit behoort
tot de ergste dingen die er in het leven bestaan,’ noteert de
schrijver-hoofdpersoon uit Het hoofd op
de buik, in de trein terug van het strand, nadat hij een jongen die naar
hem zat te kijken niet heeft kunnen krijgen. Natuurlijk bevat die zin een
ironische ondertoon, maar héél duidelijk is die nu ook weer niet. Dit vrij
dunne boek uit 2002 volgde op Melchiors grote roman De onhuwbaren en ging aan het sterke, historische De dokters Andrian vooraf. Het hoofd op de buik is een zomers boek,
een licht boek, en beschrijft niets meer en niets minder dan een onduidelijk
beantwoord gebleven verliefdheid. Of, zoals Melchior het verwoordt: ‘een
verlorenheid waarin je hangen kunt, je overgeven aan wat komen gaat, je
schikken in het verdriet en hopen op de vreugde die er misschien tegenover zal
komen te staan.’ Zinnen als deze maken dat het boek me beviel.
Soms is Het hoofd op
de buik geestig, en fijn zijn dit soort terugkerende formuleringen: ‘[hij
heeft] een bovenlijf dat niet zo erg mooi, maar toch erg mooi is.’ Zinnen als
‘Een halfnaakte werknemer in het openbaar is altijd iets moois’ doen natuurlijk
Reve-light aan, net als het gebruik van
tussenzinnetjes als ‘Ja, gunst’ en ‘Krijg nou wat’. Dat het verhaal dan over
het najagen van een voor de lezer niet zo interessante jongen gaat, en verder
over de schoonheid van het eigen lichaam en het zoeken van roze en gele
schelpjes – en dus over niet veel méér dan dat, zorgt ervoor dat dit boek
wellicht niet het meest sprekende boek uit de Melchiorcatalogus is, maar toch
een fijn voorbeeld van zijn stijl. Evenwel: deze schrijver leer je pas
kennen als je zijn veelzijdige oeuvre in zijn geheel tot je neemt. Inclusief
zijn grote romans dus, maar ook boeken als 24/7
en de twee laatst verschenen werken, waarin hij verslag doet van zijn
strottenhoofdkanker. Lees dus vooral ook méér.
Reacties
Een reactie posten