
De
roman bestaat uit één lange brief van een jongen (die de bijzondere naam
‘Hondje’ draagt) aan zijn moeder. Een brief die zijn moeder overigens nooit zal
lezen – dat kan ze niet. Maar dat biedt Hondje juist de gelegenheid om helemaal
open en eerlijk te zijn. En zonder pijnlijke details weg te laten, schrijft hij
aan haar hoe hij zijn jeugd heeft beleefd. Het zijn jaren vol geweld, angst en
verslaving. Zijn moeder en oma zijn van Vietnam naar de VS verhuisd, maar
hebben de gruwelijke Vietnamoorlog met zich meegenomen. Zo wordt Hondje, via
hun trauma’s, ook slachtoffer van die oorlog. Het is dus zeker geen makkelijke
jeugd, maar de lezer krijgt heel even hoop wanneer Hondje vertelt over zijn
ontmoeting met Trevor. Zijn verlangen wordt beantwoord en al gauw ontdekken de
twee puberjongens elkaar én zichzelf.
De
autobiografische roman is vaak rauw, soms ineens heel liefdevol, maar altijd
poëtisch. De sporen van Vuongs dichterschap tref je dan ook op elke pagina aan:
indrukwekkende sfeerbeelden, zintuiglijke zinnen en goed gevonden
vergelijkingen. Soms is het zelfs letterlijk poëzie. De jonge schrijver laat in
deze poëtische taal zien wat het betekent om als Vietnamese immigrant én jonge
homo in de Verenigde Staten op te groeien. Daarmee heeft hij een belangrijke,
actuele roman geschreven.
Edward: ‘Ik vertel je
niet zozeer een verhaal als wel een schipbreuk – de drijvende brokstukken,
eindelijk leesbaar.’ Dat
schrijft Vuong in zijn roman óver zijn roman. En zo voelt het ook. Je neemt brokstuk
na brokstuk tot je, en aan het eind heb je het idee dat je een drijvend geheel
overziet, waarin af en toe wat wegzinkt, waarin je hier en daar een
aaneenklontering denkt waar te nemen, maar toch vooral: een geheel. Een
schitterend geheel.
Over
dit boek schrijven kan bijna alleen maar in metaforen. Niet in het minst omdat
Vuong die zelf ook overvloedig toepast. Sommige beeldspraken omarmen het geheel
prachtig: dat van de monarchvlinders bijvoorbeeld – vlinders die in de winter
duizenden kilometers van Canada naar Mexico trekken. Sommige vlinders sterven
onderweg, andere geven bij aankomst (ze zullen zelf nooit teruggaan) de
coördinaten van hun oorsprong aan hun nakomelingen door. Op dezelfde manier
laat het boek zien dat het oorlogsverleden van de moeder en grootmoeder
geïnjecteerd is geraakt in het leven van ‘Hondje’.
Het
lezen van Op aarde schitteren we even kan alleen maar met aandacht
gebeuren (en echt: als het boek uit is wil je meteen opnieuw beginnen). Vuongs
schrijfstijl dwingt een aangename leesverlangzaming af, want alles is
zintuiglijk, alles is rijk – Proustiaans bijna. Toch, hoewel lang niet alles
meteen begrijpelijk is en van vet plot voorzien, doet het boek niet moeilijk
aan. Dat komt misschien door de dosering: Vuong biedt zijn brokstukken steeds
in korte episodes aan.
En
door de blinkende poëzie. Er flitsen voortdurend prachtige beelden op. Zoals
dit, als de kleine Hondje in de schoolbus gepest wordt en naar zijn schoenen
met lichtjes erin kijkt:
‘Met
mijn voorhoofd tegen de stoel vóór me gedrukt schopte ik tegen mijn schoenen,
eerst zachtjes, toen harder. Mijn sneakers barstten uit in stille lichtflitsen:
de kleinste ambulances ter wereld die nergens heen gingen.’
Reacties
Een reactie posten